Banner

Een lijfrenteregeling voor werknemers in plaats van pensioen?

17 juni 2024 | Door:  Dick Leeuw

Hoewel je wettelijk misschien niet verplicht bent om een pensioen toe te zeggen aan je werknemers, kan het opzetten van een pensioenregeling of het toekennen van extra loon een waardevolle bijdrage leveren aan hun financiële zekerheid. Een hoger loon leidt echter niet tot meer pensioenopbouw door de werknemer als de werknemer hier niet zelf een voorziening voor treft. Een mogelijke oplossing hiervoor is het storten van een lijfrente op naam van de werknemer door jou als werkgever. De fiscale gevolgen van dergelijke stortingen waren voorheen niet volstrekt duidelijk, maar recentelijk heeft de kennisgroep van de Belastingdienst hierover uitsluitsel gegeven. Dit artikel gaat in op de mogelijkheden van lijfrentes en de verschillen met een pensioenregeling.

Wat is een lijfrente(product)?

Een lijfrente is een recht op een toekomstige uitkering. Je kunt voor deze toekomstige uitkering sparen door geld te storten op een geblokkeerde bankrekening of door het afsluiten van een verzekeringsproduct. Vanwege de kosten en het beperkte aanbod van verzekeringsproducten wordt er vaak gekozen voor een geblokkeerde bankrekening, ook wel een bancaire lijfrente genoemd. Het rentepercentage van een bancaire lijfrente is afhankelijk van de looptijd. Naast sparen is het ook mogelijk om te kiezen voor beleggen. Hoewel een echt pensioen vaak belegd wordt, kiezen mensen in de praktijk bij een bancaire lijfrente nog vaak voor sparen, ondanks dat beleggen op de lange termijn meer kan opleveren.

Verschillen lijfrente en een pensioenregeling

Er zijn enkele verschillen tussen een lijfrente en een 'echt' pensioen. Een lijfrente wordt door/voor de werknemer afgesloten (dus individueel) een pensioenregeling geldt meestal voor alle werknemers binnen een bedrijf.

Daarnaast is een pensioen gericht op een levenslange uitkering, terwijl je met een lijfrente meer variatiemogelijkheden hebt. Bij een echte pensioenregeling is er vaak ook een voorziening getroffen in geval van overlijden voor de pensioendatum. Als er alleen een lijfrente is gestort, is er geen echte voorziening voor de nabestaanden.

Om dit te regelen is het nodig dat er op het leven van de medewerker ook een overlijdensrisicoverzekering is gesloten ten behoeve van zijn nabestaanden. Aandachtspunt hierbij zijn de gezondheidswaarborgen door de werknemer. De verzekeringsmaatschappij wil bij het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering namelijk inzicht krijgen in de gezondheid van de werknemer. Onderdeel hiervan kan ook een medische keuring zijn.

In een echte pensioenregeling wordt verder ook een voorziening getroffen voor het geval de medewerker arbeidsongeschikt wordt. Een dergelijke regeling voorziet in een (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenopbouw. Bij een bancaire of beleggingslijfrente is dit niet mogelijk en moet de werknemer bij arbeidsongeschiktheid de premie uit eigen middelen voldoen wat in een uitkeringssituatie lastig kan zijn. Daarmee betekent arbeidsongeschiktheid dan ook een einde aan de verdere opbouw van de lijfrente voorziening en dus later een lagere uitkering. .

Naast verschillen in fiscale wetgeving zijn er ook grote verschillen op arbeidsrechtelijk vlak. Bij de lijfrenteoplossing heb je niet te maken met de Pensioenwet, bij een echt pensioen wel.

Onbeperkt storten lijfrente niet mogelijk

 Voor het jaar 2024 is het percentage voor het maximaal fiscaal aftrekbare bedrag voor lijfrente vastgesteld op 30 procent van de zogenoemde premiegrondslag, met een absoluut maximum van 36.077 euro. Benut je deze jaarruimte niet dan mag dit worden ingehaald. Deze reserveringsruimte is gelijk aan de ongebruikte jaarruimtes van de voorgaande 10 jaar, met een maximum van 41.608 euro voor het jaar 2024. Overigens is de inleg in een pensioenregeling ook niet onbeperkt mogelijk. Wel telt de bijtelling van de auto voor een lijfrente wel mee voor de bepaling van de maximale storting, maar voor de bepaling van de maximale pensioenpremie niet. Een auto van de zaak geeft dus extra ruimte voor de storting van een lijfrente.

Realiseer je als werkgever wel dat het bedrag wat je rechtstreeks voor de werknemer in een lijfrente stort voor de werknemer een aftrekpost op levert en dat de werknemer deze dus op moet voeren in zijn aangifte inkomstenbelasting en dan dus vervolgens de belasting over deze lijfrente storting terugontvangt. Daarbij is de lijfrente storting als vanouds aftrekbaar van het inkomen en wordt deze niet getroffen door de aftrekbeperking zoals we die voor de hypotheekrenteaftrek kennen.

Uitkeringsmogelijkheden

De uitkeringsmogelijkheden hangen af van de vorm van de lijfrente. In hoofdlijnen bestaan er een levenslange uitkering en een tijdelijke uitkering. In het geval van een verzekerde variant is een levenslange uitkering, daadwerkelijk voor de rest van het leven. Bij een bancaire of beleggingsvariant is deze 20 jaar als deze ingaat op de AOW-leeftijd. Als de uitkering voor de AOW-leeftijd ingaat, wordt de duur verplicht verlengd met het aantal jaren voor de AOW-leeftijd.

De tijdelijke uitkering mag niet eerder ingaan dan de AOW-leeftijd en de minimale uitkeringsperiode moet vijf jaar zijn. De tijdelijke uitkering mag per jaar niet hoger zijn dan 26.462 euro in 2024. Als je meerdere tijdelijke uitkeringen hebt, dan worden deze bij elkaar opgeteld om te controleren of de maximale tijdelijke uitkering niet wordt overschreden. Zowel de tijdelijke als de levenslange variant moet uiterlijk vijf jaar na de AOW-leeftijd ingaan.

Afsluitend

Door het standpunt van de kennisgroep is duidelijk geworden dat de storting door jou als werkgever in een door de werknemer afgesloten lijfrente ook in mindering kan worden gebracht op de aangifte inkomstenbelasting van de werknemer. De storting van de lijfrente door de werkgever kan een optie zijn ten opzichte van het opzetten van een ingewikkelde en vaak duurdere pensioenregeling.

De lijfrenteoplossing is echter geen volwaardig alternatief voor een pensioenregeling, vanwege het ontbreken van extra voorzieningen voor de situatie van overlijden en arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Mogelijk komen er in de praktijk verzekeringsoplossingen die deze nadelen kunnen opvangen. Tot die tijd kan een werknemer in privé een overlijdensrisicoverzekering afsluiten t.b.v. zijn nabestaanden en kan je als werkgever een WIA-hiaatverzekering voor de werknemer afsluiten voor de arbeidsongeschiktheid van de werknemer.

Afhankelijk van je budget en wensen kan de lijfrente in specifieke situaties een oplossing zijn. Ook kan een lijfrente worden benut naast een pensioenregeling als er sprake is van een pensioentekort. Voor meer informatie over dit onderwerp kun je contact opnemen met een van onze adviseurs.

Dick Leeuw

Dick Leeuw

Belastingadviseur

088 2532778 | dleeuw@alfa.nl


Meer over Dick