Jan Pruissers
Bedrijfskundig adviseur
088 253 2016 | jpruissers@alfa.nl
11 juli 2023 | Door: Jan Pruissers
In het jaar 2022 was de melkprijs fors hoger dan in de jaren daarvoor. Zo werd er vorig jaar per liter melk maar liefst 19 cent meer betaald dan in 2021. Hierdoor heeft het gemiddelde melkveebedrijf meer verdiend dan in voorgaande jaren. De melkprijs is echter over de top; in de eerste maanden van 2023 daalde deze alweer met 30 procent. De kosten dalen daarbij niet in dezelfde verhouding als de melkprijs. Bovendien komen er meer kosten op agrarische bedrijven af, aangejaagd door veranderende wet- en regelgeving en de weersomstandigheden. Het is daarom van belang om je financiële positie duidelijk in beeld te hebben en bij te sturen waar mogelijk.
In dit artikel lichten wij aan de hand van de rollende BAS-cijfers (BedrijfsAnalyseSysteem) tot en met Q1 2023 de verschillen toe tussen de 25 procent bedrijven die het hoogst scoren op liquiditeitsmarge en de 25 procent bedrijven die daarop het laagst scoren.
Tussen de bedrijven die het hoogst en het laagst scoren op liquiditeitsmarge, is het verschil per kg melk ruim 11 cent. Deze hogere opbrengsten en lagere kosten worden op veel vlakken binnen het bedrijf gerealiseerd. De bedrijven die bij de 25 procent beste horen op het vlak van de liquiditeitsmarge geven ongeveer 7 cent per liter melk minder uit aan de kosten op procesniveau. De uitgaven op het vlak van kapitaal en privé zijn bij de 25 procent beste bedrijven ruim 2 cent lager. De kosten die hieronder vallen zijn: pachtlasten, lease, aflossing, rente en privé-uitgaven. Het grootste verschil bij de uitgaven voor kapitaal en privé is waarneembaar bij de aflossing van de financieringen.
De 25 procent best scorende bedrijven hebben dan ook een lagere financiering per liter melk. Het verschil tussen de 25 procent best scorende en 25 procent laagst scorende bedrijven is ongeveer 33 cent minder financiering per liter melk. De 25 procent hoogst scorende bedrijven geven 1,5 cent minder uit aan de reguliere aflossingen. Daarnaast geven deze bedrijven ook bijna 1 cent per liter melk minder uit aan rentekosten. Wel hebben de 25 procent best scorende bedrijven een halve cent hogere privé-uitgaven. Een logische verklaring voor de hogere privé-uitgaven is dat de belastingaanslag wordt verwerkt onder de privé-uitgaven. De 25% best scorende bedrijven zullen dan vaak ook meer belasting betalen dan de bedrijven met de lagere liquiditeitsmarge.
Met de oplopende rente – die inmiddels meer dan verdubbeld is (!) – is het goed om je financiering tegen het licht te houden. Als er financieringen vrijkomen en je een nieuw renteaanbod krijgt, kunnen de rentekosten flink oplopen. Gemiddeld genomen zijn de rentes met 3 procent gestegen. Uitgaande van een gemiddelde financiering van een 1 euro per kg melk en nieuwe renteafspraken voor 1/3e van de leningen, betekent dit een kostenstijging van 1 cent per liter melk. Dit is op een gemiddeld bedrijf met een miljoen liter melk 10.000 euro per jaar.
De uitgaven op procesniveau zijn op de korte termijn eenvoudiger te sturen dan de kosten op kapitaalniveau. De kosten op kapitaalniveau hangen vooral af van keuzes uit het verleden. Daarom focussen wij verderop in dit artikel op de kosten op procesniveau. De grootste uitgaven op procesniveau liggen bij de voerkosten. Ongeveer 65 procent van de kosten op procesniveau wordt gemaakt door de aankoop van voer en eigen voerkosten. De 25 procent hoogst scorende bedrijven hebben gemiddeld een lagere melkproductie, maar ze behalen wel hogere gehalten dan de 25 procent die het laagst scoren op de liquiditeitsmarge. Kenmerkend van de bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge is dat ze een halve cent lagere krachtvoerkosten hebben. Daarbovenop geven ze nog een halve cent minder aan krachtvoervervangers uit in vergelijking met de bedrijven met de lagere liquiditeitsmarge.
De bedrijven met de lagere melkproductie voeren minder krachtvoer. Dit leidt gemiddeld tot een halve cent minder krachtvoerkosten per liter melk. Daarbovenop voeren de best presterende bedrijven minder krachtvoervervangers, waardoor boven op de besparing op krachtvoerkosten nog een halve cent op krachtvoervervangers wordt bespaard.
Bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge voeren 26,9 kVEM uit krachtvoer per 100 kg melk en 3,6 kVEM uit krachtvoervervangers per 100 kg melk. De bedrijven met een lagere liquiditeitsmarge voeren 27,2 kVEM uit krachtvoer per 100 kg melk en 5,5 kVEM uit krachtvoervervangers per 100 kg melk. Het verschil is 2,1 kVEM. Dit is ongeveer 2,3 kg krachtvoer per 100 liter melk.
Daarnaast is de krachtvoerprijs bij de bedrijven met de laagste liquiditeitsmarge hoger per kVEM. Het verschil is ongeveer 1 cent per 1000 VEM. De prijsverschillen zijn niet toe te schrijven aan het energiegehalte van het krachtvoer, omdat de prijs in kVEM wordt uitgedrukt. De prijsverschillen zullen dus worden veroorzaakt door inkoopverschillen en het eiwitgehalte in het krachtvoer. Ondanks het feit dat de bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge profiteren van de lagere krachtvoerprijzen, zijn de eiwitgehalten in de melk hoger.
De bedrijven die het best presteren, zullen in groeizame jaren minder voer van buitenaf hoeven aan te kopen. Deze bedrijven zijn extensiever. Het verschil in intensiteit is ruim 1000 liter meer melk per hectare voor de bedrijven met de laagste liquiditeitsmarge. Het rantsoen zal bij de laagst renderende bedrijven uit een groter aandeel aangekochte producten bestaan, waardoor de kosten voor ruwvoeraankoop en bijproducten hoger zijn.
Verder valt op dat de bedrijven met de hogere liquiditeitsmarge lagere kosten hebben voor de teelt van eigen ruwvoer. De kosten voor het winnen van ruwvoer liggen lager op zowel de teeltkosten als de kosten van de machines voor het ruwvoerproces en de loonwerkkosten. Opvallend is dus dat de best presterende bedrijven zowel op het gebied van krachtvoer als ruwvoer de kosten laag weten te houden. Een goed kengetal om de kosten van voer te monitoren is het Kritieke Voersaldo. Meer hierover lees je in het artikel Kritiek Voersaldo.
Figuur 1: Resultaten melkveehouderij (laatste 12 maanden t/m Q1 2023)
Bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge worden gekenmerkt door hogere gehalten in de melk. De melkprijs is bij deze bedrijven dan ook hoger. Het verschil in melkprijs tussen de bedrijven met de laagste en hoogste liquiditeitsmarge is 2,15 cent per kg melk. Niet dit gehele verschil in melkprijs kan worden verklaard door de hogere gehaltes. Melkstromen en duurzaamheidspremies hebben hier ook invloed op. Belangrijk om af te wegen is met welke melkstromen je eenvoudig mee zou kunnen doen. Mogelijke maatregelen die je kunt nemen om mee te doen met een bijzondere melkstroom zijn:
Dat het verbeteren van deze punten kan leiden tot meer duurzaamheidspunten van de melkfabriek is terug te zien vanuit de kengetallen in het BAS-rapport.
Bedrijven die beter scoren op hun liquiditeitsmarge, hebben gemiddeld oudere koeien, en de koeien blijven langer op het bedrijf. Het verschil tussen bedrijven met de hoogste en de laagste liquiditeitsmarge is een halfjaar langere levensduur van de melkkoeien. Bovendien weten de bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge de diergezondheidskosten gelijk te houden met de diergezondheidskosten op de bedrijven die de koeien vroeger afvoeren. De langere levensduur bij de bedrijven die het meest winstgevend zijn, resulteert ook in een lagere jongveebezetting. Gemiddeld hebben de bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge 4,8 stuks jongvee per 10 melkkoeien tegenover 5,2 voor de bedrijven met de lagere liquiditeitsmarge. In een tijd dat alle grondstoffen duur zijn, levert het opfokken van minder jongvee al snel een besparing op.
Een ander punt waar de bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge hoog op scoren, is het verschil in kosten voor gas, water en elektra. De bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge geven 1 cent per liter melk minder uit aan elektrakosten. Deze bedrijven profiteren in een tijd van stijgende energieprijzen van hun investering in de opwekking van eigen energie. Verder valt op dat bedrijven met de hoogste liquiditeitsmarge minder kosten maken voor onderhoud aan de melkinstallatie en voor betaalde arbeid. Deze kosten laten zich echter niet eenvoudig sturen. Als er behoefte is aan externe arbeid, is het vaak niet mogelijk om deze kosten te laten dalen.
Uit de bovenstaande punten blijkt dat er voor elk bedrijf nog mogelijkheden zijn om de eigen bedrijfsvoering te optimaliseren. Melkveebedrijven verschillen van elkaar in bedrijfsvoering en omvang, wat mede bepaald wordt door de regio waarin de bedrijven gevestigd zijn, door wet- en regelgeving en de ondernemersstijl die op de bedrijven wordt gehanteerd. De kosten zullen hier voor het merendeel van de melkveebedrijven ook door stijgen. Te denken valt aan hogere kosten voor mestafvoer, meer kunstmestaankoop, en aan de stijging van overige kosten, zoals de kosten voor voer, kunstmest en arbeid.
Maak keuzes en bepaal welke strategie het beste bij jou en jouw bedrijf past. Voorheen was groei voor het gros van de bedrijven dé oplossing voor de continuïteit van het bedrijf. Het aantal bedrijven wat de mogelijkheid heeft om te groeien, wordt door veranderende wet- en regelgeving fors kleiner. De huidige ontwikkelingen in de melkveehouderij vragen daarom om het maken van nieuwe keuzes. Wellicht kun je met wat kleine aanpassingen in je bedrijf aan een specifieke melkstroom meedoen met een hogere uitbetaalprijs. Of past een natuur-inclusieve bedrijfsvoering beter bij jou en de ontwikkelingsmogelijkheden van je bedrijf. Nieuwe innovaties op het vlak van bedrijfsmanagement, arbeidsinvulling en milieu kunnen ertoe leiden dat er meer mogelijk is dan je nu misschien op het eerste gezicht denkt. Belangrijkste aandachtspunt is dat de gekozen strategie aansluit bij jouw visie op de ontwikkelingsmogelijkheden van je bedrijf in het huidige krachtenveld van de melkveehouderij!
Dit artikel is onderdeel van Cijfers die Spreken, de online analyse van de melkveehouderij. Bekijk hier de editie van kwartaal 2 van 2023.