Banner

Méér halen uit minder CO2 – hoe kun je dat doen?

1 juli 2024 | Door:  Wouter Vieveen

CO2 en melkgeld

Op elk melkveebedrijf wordt CO2 vastgelegd en geproduceerd, en de CO2-uitstoot varieert per bedrijf. Grote bedrijven maken vanuit dat inzicht andere keuzes. Zij zijn in de praktijk daardoor steeds vaker bereid om meer te betalen voor een product met een lagere CO2-footprint. Op die manier ontstaat er voor melkveehouders een verdienmodel door beter te scoren op de broeikasgasuitstoot. Onder andere Friesland Campina beloont melkveehouders hierop via de Foqus Planet-toeslag. Deze kan oplopen tot 1,50 euro per 100 kg melk voor een bedrijf dat 750 g CO2-eq per 100 kg meetmelk of minder produceert.

De reductie van de uitstoot van broeikasgassen is uiteraard niet alleen voor de agrarische sector een belangrijk onderwerp, maar ook voor andere sectoren. Grote bedrijven moeten hierover rapporteren en vragen hun leveranciers naar de CO2-footprint van hun producten. In het artikel CSRD-regelgeving voor grote bedrijven kun je meer lezen over wat dit betekent voor de CSRD-plichtige bedrijven en bedrijven in de keten. Maar hoe scoor je nu als melkveehouder op CO2-reductie? En hoe verlaag je je CO2-uitstoot, zodat je er meer uit kunt halen?

Hoe scoort de gemiddelde melkveehouder?

De emissie op het gemiddelde bedrijf van melkveehouders die klant zijn bij Alfa, is 920 g CO2-eq per 100 kg melk. Het gemiddelde van de 25% bedrijven met de laagste CO2-uitstoot zit op 775 gram CO2-eq per 100 kg melk. De top 25% van de laagste procesuitgaven scoort hoger en zit op 946 gram CO2-eq per 100 kg melk. Er is geen verband zichtbaar in de score op CO2-eq per 100 kg melk bij bedrijven met een hoge of lage intensiteit van de meetmelk per ha. Dit betekent dus dat elk bedrijf kan scoren op CO2.

Hoe scoort jouw bedrijf op CO2-uitstoot?

Om beter te scoren op de CO2-uitstoot per 100 kg melk, is het belangrijk om te weten hoe je bedrijf tot deze score komt. In de Kringloopwijzer kun je vinden wat de CO2-uitstoot van jouw bedrijf is per 100 kg meetmelk. Deze is opgebouwd uit 5 onderdelen, waarvan 2 onderdelen een groot aandeel hebben in de CO2-uitstoot per 100 kg melk van je bedrijf. De twee belangrijkste emissiebronnen zijn:

Emissie uit pensfermentatie

Bij pensfermentatie komt methaan vrij, dat ontstaat bij de vertering van celwanden (NDF). Hoe meer NDF in graskuilen, des te meer methaan en dus hoe meer CO2-eq. Methaan is een sterker broeikasgas dan CO2, waardoor het met een factor van 27 meetelt in de totale CO2-uitstoot van een bedrijf. Je kunt diverse maatregelen nemen om de uitstoot door pensfermentatie te verlagen:

  1. Hoge ruwvoerkwaliteit => maximaal 75 gram CO2-eq-reductie.

Een hoge ruwvoerkwaliteit verbetert de voerefficiëntie en verhoogt daarmee de melkproductie. Een hogere melkproductie leidt tot een reductie van de broeikasgasuitstoot per 100 kg melk, doordat de totale uitstoot over een grotere hoeveelheid melk wordt verdeeld.

  1. Optimalisatie van eiwit in het rantsoen => maximaal 30 gram CO2-eq-reductie.

Door te sturen op een lager percentage eiwit in het rantsoen (eiwit van eigen land en via aankoop) zal de uitstoot van methaan in de pens verlagen. Blijf er daarbij wel op letten dat dit niet ten koste gaat van de gezondheid van het vee.

  1. Verhoging van het aandeel maïs in het rantsoen => maximaal 50 gram CO2-eq-reductie.

Maïs veroorzaakt minder methaanuitstoot in de pens van de koe. Andere voordelen van een groter maïsaandeel in het rantsoen kunnen zijn dat de melkproductie stijgt en dat er minder krachtvoer (emissie uit aanvoerbronnen) in het rantsoen nodig zal zijn.

  1. Voeradditieven gebruiken.

Voeradditieven kunnen de methaanuitstoot in de pens verlagen. Zo kan toevoeging van Bovaer een maximale reductie opleveren van 100 gram CO2-eq. Silvair kan een maximale reductie opleveren van 40 gram CO2-eq. Andere opties, zoals zeewier en Agolin, worden nog onderzocht.

Emissie uit aanvoerbronnen

De emissie uit aanvoerbronnen komt uit aangevoerd voer, aangevoerde meststoffen, en uit andere aanvoerbronnen met een kleinere impact, zoals strooisel, plastic, veetransport, etc. De meeste voerleveranciers geven via JoinData de CO2-uitstoot door aan de Kringloopwijzer. Via de knop nutriënten kun je de CO2-uitstoot per (kracht)voersoort bekijken. Je kunt diverse maatregelen nemen om de uitstoot uit aanvoerbronnen te verlagen:

  1. Samenstelling en oorsprong van krachtvoer => maximaal 150 gram CO2-eq-reductie. Krachtvoeders met een hoog eiwitgehalte hebben een hogere hoeveelheid CO2-eq, doordat de eiwitrijke grondstoffen vaak vanuit Zuid-Amerika naar Europa worden getransporteerd. Dit kost veel fossiele brandstof. Bij een efficiënte productie van eigen voer en een rantsoen dat hier goed op aansluit kan ook de emissie uit aanvoerbronnen naar beneden worden gebracht.
  2. Keuze bijproducten uit reststromen => maximaal 100 gram CO2-eq-reductie.

Diverse bijproducten zijn een reststroom uit een ander productieproces, bijvoorbeeld bierbostel. Bij het productieproces van bier wordt het grootste deel van de CO2-uitstoot toegerekend aan het hoofdproduct. Hierdoor heeft het restproduct bierbostel een lage CO2-uitstoot uit aanvoerbronnen.

  1. Beweiding => maximaal 30 gram CO2-eq-reductie.

Het grazen op weides met eiwitrijk vers gras heeft tot gevolg dat er minder eiwit uit andere bronnen hoeft te worden toegevoegd aan het rantsoen. Andere effecten van beweiding zijn:

  1. Vers gras in de pens heeft een lagere methaanuitstoot dan ingekuild gras in de pens.
  2. Weidemest leidt tot lagere emissies dan mest in de stal.
  3. Minder gebruik van diesel, want de mest wordt door de koeien op het land gebracht.

Een nadeel van beweiding is dat er meer lachgas vrijkomt in dit proces en bij veengrond is dit effect nog groter. Lachgas is een sterker broeikasgas dan CO2 en telt met een factor van 273 mee in de totale CO2-uitstoot van het bedrijf.

  1. Kunstmestgebruik en -samenstelling => maximaal 30 gram CO2-eq-reductie.

De productie van kunstmest heeft een hoge broeikasgasuitstoot. Daarnaast leidt het aanwenden van kunstmest tot lachgasemissies (N2O), door het bodemproces waarbij bacteriën organische stof verteren (denitrificatie). Bacteriën gebruiken zuurstof (O) en gebruiken stikstof (N) uit de bodem en het aanwezige nitraat. Wanneer de bacteriën onvoldoende zuurstof in de bodem vinden, of wanneer er een overschot aan stikstof is, kan er lachgas ontstaan. Om een stikstofbodemoverschot tegen te gaan kun je de volgende maatregelen nemen:

  1. Wend de juiste hoeveelheid kunstmest op de juiste plaats aan, door goed in te spelen op de aanwezige bodemanalyses.
  2. Wend kunstmest op het juiste tijdstip aan. Hiervoor zijn apps beschikbaar die je kunnen helpen om het optimale tijdstip te bepalen, maar ook om uitspoeling te voorkomen.
  1. Eigen krachtvoerteelt => maximaal 150 gram CO2-eq-reductie.

Bij voldoende ruwvoer van eigen bodem kan het telen van eiwitrijke gewassen het krachtvoer uit aanvoerbronnen vervangen. Een aantal voorbeelden van eiwitrijke gewassen zijn: veldbonen, soja, haver, tarwe voederbieten en sorghum. Niet elke grondsoort is geschikt voor elke teelt, dus stem dit af met een teeltadviseur.

Andere maatregelen om de CO2-eq-reductie per 100 kg melk te verbeteren

De emissies uit voerproductie, energiebronnen en opgeslagen mest zijn een klein aandeel in de totale emissie. Dit maakt het lastig om op deze drie onderdelen veel winst te behalen met betrekking tot CO2-reductie. Toch zijn er diverse maatregelen die je kunt nemen op je bedrijf om de CO2-uitstoot te verlagen.

Tot besluit

Om beter te scoren op de CO2-uitstoot per 100 kg melk moet je kritisch kijken naar de emissie uit pensfermentatie en naar de emissie uit je aanvoerbronnen. Neem gerust contact op met je adviseur van Alfa om te bespreken wat in jouw situatie de beste keuzes zijn om de CO2-uitstoot te verlagen met een goede vertaalslag naar de winstgevendheid van het bedrijf.

Wouter Vieveen

Wouter Vieveen

Bedrijfskundig adviseur

088 2531628 | wvieveen@alfa.nl


Meer over Wouter