Peter Rondeel
Relatiemanager
088 2531322 | prondeel@alfa.nl
20 september 2021 | Door: Peter Rondeel
Agrarische bedrijven weten steeds vaker neveninkomsten te behalen buiten de agrarische sector, zo blijkt uit diverse onderzoeken en rapporten. Volgens onderzoek van het CBS stegen de neveninkomsten in vier jaar tijd zelfs van 25% naar 40%. Dat beeld laat zich minder makkelijk afleiden uit de jaarcijfers.
De nevenactiviteiten waar agrarische bedrijven zich op richten, zijn in de praktijk zeer divers van aard. Dit geheel aan nevenactiviteiten valt onder de noemer MultiFunctionele Landbouw (MFL). In onderstaande figuur zijn de takken met de grootste omzet weergegeven. Bedroeg de totale omzet van MFL in 2013 nog 490 miljoen euro, in 2018 (laatst beschikbare cijfers) werd dit geschat op 890 miljoen euro. Oftewel, bijna een verdubbeling van de omzet in vijf jaar tijd. Door de toename van het aantal bedrijven met een of meer nevenactiviteiten zal de totale omzet de laatste jaren opnieuw zijn gestegen en richting 1 miljard euro gaan.
Bron: Multifunctionele landbouw - klik op de afbeelding voor een volledige weergave
In de melkveehouderij ligt de focus vaak op het snijden in de kosten. Veel bedrijven sturen daar dan ook al heel scherp op. Toch blijft de liquiditeitsmarge krap. Om die marge te vergroten, kijk je niet alleen naar je kosten, maar ook naar de opbrengsten en dat kan zowel binnen als buiten de keten. Welke mogelijkheden heb je dan? Als je kijkt naar een opbrengstenstroom buiten de keten, zou natuurbeheer of recreatie bijvoorbeeld een interessante optie kunnen zijn.
Maar zien we de ontwikkeling van opbrengsten uit dit soort neventakken nu ook concreet terug binnen de keten, in de melkveehouderij? Een analyse van de opbrengsten over de jaren 2015 tot en met 2020 laat de volgende cijfers zien.
Opbrengsten melkvee 2015 - 2020
Bron: Alfa Accountants en Adviseurs - klik op de tabel voor een volledige weergave
De totale opbrengsten melkvee (melkopbrengsten, omzet en aanwas inclusief opfokkosten jongvee) bedragen over deze 6 jaren gemiddeld 38,2 euro per 100 kg melk. Kijken we naar de totale opbrengsten (opbrengsten bouwplan, totaalopbrengsten melkvee en overige opbrengsten), dan is dit over de 6 jaren gemiddeld 43 euro per 100 kg. De totale opbrengsten melkvee maken voor bijna 89% deel uit van de totaalopbrengsten. De spreiding tussen de jaren loopt (afgerond) uiteen van 87% tot 91%.
Opbrengsten melkvee 2015 - 2020
Bron: Alfa Accountants en Adviseurs - klik op de tabel voor een volledige weergave
Op basis van deze cijfers zien we geen grote verschuiving naar meer neveninkomsten. Al hoort hier wel een kanttekening bij: neveninkomsten zullen niet altijd zichtbaar zijn in de jaarcijfers. Denk bijvoorbeeld aan looninkomsten of een tweede bedrijfstak met een aparte jaarrekening. Wat wel opvalt, is het aandeel van de betalingsrechten in de opbrengsten van de melkveehouderij. Dit is in ruim 5 jaar tijd teruggelopen van 6,5% naar 5%.
Hoe zit het nu met de spreiding tussen de bedrijven? Hiervoor is een selectie gemaakt van de 25% hoogst scorende en de 25% laagst scorende bedrijven op basis van de totaalopbrengsten.
Opbrengsten melkvee 2015 - 2020
Bron: Alfa Accountants en Adviseurs - klik op de tabel voor een volledige weergave
In 2020 zien we tussen de 25% hoogst scorende en 25% laagst scorende bedrijven een verschil in overige opbrengsten van 3,62 euro per 100 kg melk. Op een gemiddeld melkveebedrijf kan daarmee op jaarbasis ruim 36.000 euro aan extra opbrengsten worden gerealiseerd. Op individueel niveau zien we nog grotere verschillen, die zelfs oplopen tot wel 8 euro per 100 kg melk, ofwel 80.000 euro op jaarbasis.
Conclusie: over de jaren heen zien we geen grote veranderingen in neveninkomsten. Wel is de spreiding tussen bedrijven veel groter geworden, wat aangeeft dat er wel degelijk mogelijkheden zijn. Wat kun jij doen om je opbrengsten te verhogen, zonder daarbij de kosten uit het oog te verliezen? Onze melkveespecialisten kunnen je daarbij goed ondersteunen.
“Van een goed gevulde kruiwagen valt makkelijk iets af onderweg, maar uiteindelijk blijft er toch meer over dan bij een halfgevulde kruiwagen”