(Toekomstige) wijzigingen in box 3
20 september 2023 | Door: Dick Leeuw
De afgelopen jaren is er veel te doen over de heffing over het box 3 vermogen. Per 1 januari 2023 is het wettelijke systeem aangepast naar aanleiding van het Kerstarrest. Op Prinsjesdag zijn een aantal kleine aanpassingen aangekondigd op dit systeem. Een wijzing van het box 3 systeem is over een aantal jaren te verwachten.
Wijzigingen per 1 januari 2024
Het tarief in box 3 in 2024 wordt 36 procent in plaats van 33 procent. Ook wordt het heffingvrije vermogen niet verhoogd. Dit betekent dat de heffing in box 3 zal toenemen. Er zijn ook enkele verduidelijkingen opgenomen die met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 gelden:
- Het lidmaatschapsrecht in een VvE en bijzondere bankrekeningen (zoals de zogenoemde derdenrekening, derdengeldenrekening of kwaliteitsrekening) horen tot de bankrekeningen en niet tot de overige bezittingen;
- Onderlinge vorderingen en schulden in box 3 tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen hoeven niet meer in box te worden aangegeven.
Kan het systeem dat we nu hebben door de beugel?
In het Kerstarrest heeft de Hoge Raad aangegeven dat vanwege het aanzienlijke verschil tussen het werkelijke rendement en het rendement dat werd berekend volgens de oude box 3-wetgeving, de overheid rechtsherstel moest bieden. De tegemoetkoming op basis van de Wet Rechtsherstel Box 3 is gebaseerd op dit arrest. Het huidige box 3-systeem, bekend als de Overbruggingswet, vertoont veel overeenkomsten met deze tegemoetkoming. Op 18 september 2023 heeft de Advocaat-Generaal (AG) echter aangegeven dat het rechtsherstel nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt voor mensen met ander vermogen dan spaargeld. Als de Hoge Raad beslist dat de Wet Rechtsherstel niet door de beugel kan, dan zal waarschijnlijk een wetswijzing en extra rechtsherstel moeten volgen. Het duurt naar verwachting nog zes maanden voordat de Hoge Raad arrest wijst. Op dit moment legt de Belastingdienst vanwege de lopende procedures in principe geen aanslagen op, tenzij een aanslagtermijn verloopt. Heb je box 3 vermogen en ontvang je een aanslag inkomstenbelasting, maak dan zekerheidshalve bezwaar.
Nieuwe wet per 1 januari 2027
Het aangepaste systeem dat nu geldt is bedoeld als overbruggingswetgeving. De invoeringsdatum van een nieuw box 3-stelsel is inmiddels al enkele keren uitgesteld. De beoogde invoeringsdatum is nu 1 januari 2027.
Inmiddels is er een zogenoemd consultatiedocument opgesteld. Het doel van de consulatie is om de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren. Onderdeel van dit document is een conceptwetsvoorstel. Op de inhoud van dit document en het wetsvoorstel, mag iedereen die dat wil reageren. Het ‘echte’ wetsvoorstel box 3 zal daarom op grote en kleine punten nog anders worden. Het is de bedoeling dat in 2025 in de Eerste Kamer over het definitieve wetsvoorstel wordt gestemd. Hieronder wordt in hoofdlijnen ingegaan op de inhoud van het consultatievoorstel.
Uitgangspunt is heffing op basis van vermogensaanwas
Dit nieuwe belastingstelsel introduceert een vermogensaanwasbelasting als hoofdregel, wat betekent dat box 3-belasting jaarlijks wordt geheven over het rendement dat in dat belastingjaar is gegenereerd. Het gaat dan om het rendement dat wordt ontvangen in het jaar, bijvoorbeeld dividend en huur (reguliere voordelen)Daarnaast wordt ook de waardetoename (vermogensaanwasvoordelen) belast. Om te berekenen wat is belast, wordt het beginvermogen vergeleken met de waarde aan het einde van het kalenderjaar. Dit is de vermogensmutatie. Stortingen worden buiten beschouwing gelaten. Daarentegen moeten opnamen bij het resultaat worden opgeteld. Hieronder is het voorbeeld van de berekening van het inkomen voor een beleggersrekening opgenomen.
Eindsaldo beleggersrekening 2027 € 1.200
Beginvermogen beleggersrekening 2027 € 0
Vermogensmutatie € 1.200
Af: Stortingen € 1.000 -/- (aankoop aandelen met geld van bankrekening)
Bij: Onttrekkingen € 100 +
Jaarvoordeel € 300
In het conceptvoorstel staat gelukkig dat voor bank- en spaarrekeningen deze berekening niet hoeft te worden gemaakt. Daar zal alleen worden gekeken naar de renteopbrengsten.
Uitzondering is vermogenswinstbelasting
Er zijn echter uitzonderingen op de hierboven beschreven hoofdregel. Onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven en startende innovatieve ondernemingen vallen onder een vermogenswinstbelasting, waarbij de waardeontwikkeling alleen wordt belast wanneer deze is gerealiseerd, meestal bij verkoop. Uiteraard wordt ook tussentijds inkomen belast (reguliere voordelen). Bij verkoop van bijvoorbeeld een onroerende zaak is ook box 3 heffing verschuldigd over het verschil tussen de waarde op het moment van verkoop en de waarde op het moment waarop je de onroerende zaak hebt gekocht. Dit vergt een zorgvuldige boekhouding. Om te voorkomen dat iedereen met een tweede woning voor eigen gebruik ook met extra administratieve lasten te maken krijgt wordt voorgesteld om voor deze ‘eerste vakantiewoning’ een jaarlijks percentage van de WOZ-waarde te belasten. Let op: in het consultatievoorstel blijft de eigen woning nog steeds buiten de box 3-belasting.
Aanvangswaarde
Beginwaarde voor de vermogensaanwasbelasting en de vermogenswinstbelasting is de waarde in het economische verkeer bij invoering van het nieuwe box 3-stelsel (naar verwachting: 1 januari 2027). Waardestijgingen uit het verleden worden daarmee niet belast.
Kostenaftrek
Bij de bepaling van het resultaat mag ook rekening worden gehouden met kosten die samenhangen met het vermogen. Om allerlei discussies te voorkomen zijn er diverse soorten kosten uitgesloten van aftrek. Deze aftrekbeperkingen zijn voor een belangrijk deel hetzelfde als de aftrekbeperkingen voor ondernemers in de inkomstenbelasting.
Verliesverrekening
Door de vermogensaanwasbelasting worden waardeveranderingen in de heffing betrokken, die nog niet met een verkoop gerealiseerd zijn. Het zou oneerlijk zijn als er dan geen rekening zou worden gehouden met negatieve resultaten. Op grond van de voorgestelde verliesverrekeningsregeling mogen verliezen van box 3 worden verrekend met het inkomen van box 3 van het vorige jaar (dus één jaar) of alle volgende jaren.
Heffingvrij vermogen wordt heffingvrij inkomen
Nu wordt er belasting geheven in box 3 als het saldo van de bezittingen verminderd met de schulden hoger is dan de vrijstelling. Het kan voorkomen dat zelfs als de waarde van de bezittingen lager is dan de schulden, de opbrengsten positief zijn. Er is dan in het huidige systeem van box 3 geen belasting verschuldigd. Onder het nieuwe systeem wijzigt dat. Er wordt niet gekeken naar de hoogte van het vermogen, maar naar de hoogte van het inkomen. Is het inkomen (opbrengsten minus kosten) hoger dan het heffingvrij inkomen, dan wordt over het meerdere box 3 belasting berekend.
Afsluitend
Het is goed dat er meer duidelijkheid wordt gegeven over de contouren van een toekomstig stelsel. Hierdoor is het iets beter mogelijk een keuze te maken over bijvoorbeeld de aankoop van te verhuren vastgoed. Belangrijk is dat het uiteindelijke wetsvoorstel heel anders kan zijn. Kort na het verschijnven van de internetconsultatie was er al kritiek op de inhoud. Het is de vraag of de vermogensaanwasbelasting stand gaat houden. Er zijn (terechte) bezwaren tegen dit systeem. Waarom niet kiezen voor een vermogenswinstbelasting waarmee we al vele jaren werken in box 1 (winst uit onderneming) en box 2 (aanmerkelijkbelangaandelen)? Wellicht dat het inkomen in box 3 vanaf 2027 toch volledig met een vermogenswinstbelasting belast zal gaan worden.
Houd onze website in de gaten voor de laatste ontwikkelingen. Heb je vragen over de mogelijke gevolgen voor jouw situatie, neem dan contact op met een van onze adviseurs.