Gerrald Heijnen
Directeur/senior belastingadviseur
088 2531430 | gheijnen@alfa.nl
9 juni 2021 | Door: Gerrald Heijnen
In mijn vorige artikel schreef ik over risico's voor ondernemers in de privé sfeer. Ik heb daarin een aantal aandachtspunten besproken met betrekking tot het overlijden van een ondernemer. Een andere privé gebeurtenis die grote invloed kan hebben op de onderneming en het al dan niet voortbestaan daarvan is echtscheiding.
Hoe partners financieel uit elkaar gaan wordt grotendeels bepaald door het huwelijksgoederenregime. Dat wil zeggen: zijn er huwelijksvoorwaarden, ja dan nee? En als er wettelijk gemeenschap van goederen is, is dat dan van vóór 1 januari 2018 of later?
Veel ondernemers laten voordat ze gaan trouwen huwelijkse voorwaarden opstellen. De redenen hiervoor zijn over het algemeen:
Huwelijkse voorwaarden zijn er in vele soorten en maten. Voor zover het niet in strijd is met de wet, de openbare orde en de goede zeden mag je alles afspreken wat je wilt. In veel huwelijkse voorwaarden is in het verleden een jaarlijks verrekeningsbeding opgenomen. De verrekening houdt in dat hetgeen is gespaard in dat jaar bij helfte gedeeld wordt. Zoals met veel dingen lijkt dit mooi, maar de narigheid komt later. In de praktijk maakt bijna niemand deze jaarlijkse verrekening. En dat heeft vervelende gevolgen. De wet bepaalt dat in dat geval het vermogen geheel uit bespaard inkomen is ontstaan en daarom van beide partners in gelijke delen is.
Je hebt dus bij echtscheiding ‘gewoon’ gemeenschap van goederen. De huwelijkse voorwaarden hebben dus geen enkele zin gehad. Als je nog dergelijke voorwaarden hebt en niet jaarlijks verrekent, doe je er goed aan een deskundige jouw situatie te laten beoordelen. Er zijn goede en redelijk eenvoudige oplossingen.
Als er geen huwelijkse voorwaarden zijn gemaakt, is de wettelijke gemeenschap van toepassing. Dat wil zeggen (los van wat uitzonderingen): bij echtscheiding ieder de helft. Dat lijkt redelijk eenvoudig en dat is het ook. Tenzij je na 1 januari 2018 bent getrouwd.
Met ingang van die datum is de wettelijke regeling aangepast. En zoals gebruikelijk bij nieuwe wetgeving: ingewikkeld en onduidelijk geworden. In de basis is het zo dat wat een ieder vóór het huwelijk had van hem of haar blijft en al wat tijdens het huwelijk wordt verkregen van samen. Dat klinkt redelijk duidelijk en ook wel ‘eerlijk’. Er zijn echter nogal wat aanvullende bepalingen in de wet opgenomen.
Over de uitleg van deze bepalingen is zo veel onduidelijkheid dat je uiteindelijk niet weet waar je aan toe bent. Naar mijn mening moet een ondernemer die na 1 januari 2018 is getrouwd daarom huwelijkse voorwaarden maken. Het voordeel van huwelijkse voorwaarden is namelijk dat je daarin klip en klaar kunt opschrijven hoe je het geregeld wilt hebben. En dus niet afhankelijk bent van een onzekere uitleg van de wet. Zo kun je via huwelijkse voorwaarden regelen dat de wettelijke gemeenschap van goederen van vóór 1 januari 2018 weer van toepassing is. Via huwelijkse voorwaarden naar de ‘echte’ gemeenschap van goederen. ‘Het kan verkeren’, zei Brederode.
Het artikel is gepubliceerd op Bouwtotaal